In het maatschappelijk verkeer is rechtszekerheid belangrijk. Rechtszekerheid betekent dat afspraken worden nagekomen. Dat zorgt ervoor dat een fietsenmaker een fiets durft te verkopen (hij kan er immers van uitgaan dat voor de fiets wordt betaald) en dat wat de rechter bepaalt, wordt nageleefd. Hierbij speelt de gerechtsdeurwaarder een belangrijke rol. Hij zorgt ervoor dat afspraken worden nagekomen en dat hetgeen wat de rechter bepaald heeft, ten uitvoer wordt gelegd.

Een gerechtsdeurwaarderspraktijk mag niet zomaar worden gestart. Er zijn strenge eisen aan verbonden, zoals de vierjarige opleiding tot kandidaat-gerechtsdeurwaarder en goedkeuring van het bureau Financieel Toezicht op een ondernemingsplan.

Dit in tegenstelling tot het starten van een incassokantoor, waaraan geen voorwaarden worden gesteld. De afgelopen jaren zijn er kantoren gestart die, niet gehinderd door enige kennis van zaken, vorderingen proberen te incasseren op hun eigen (soms onrechtmatige) wijze. De overheid vindt dat op dit moment kennelijk geen probleem. In het kader van vrije marktwerking stelt zij dat respectabele bedrijven zich niet moeten willen associëren met malafide incassopraktijken. Een opmerkelijk standpunt, gezien de kwetsbare positie van mensen met schulden. Een verplichte vergunning voor het bedrijven van een incassobureau, zoals in ons omringende landen reeds het geval is, zou een goede stap zijn ter voorkoming van onrechtmatig handelen en nare praktijken.

Voor de ondernemer/schuldeiser, die een prima product/dienst geleverd heeft en zijn rekeningen onbetaald ziet, kan het van groot belang zijn dat zijn vordering wordt geïncasseerd.

Zo ontvingen wij het verzoek van een ondernemer om een vordering van 30.000 euro te incasseren op een klant die ‘met de noorderzon’ was vertrokken. Indien dit bedrag niet geïncasseerd kon worden, zou dit het einde betekenen van zijn bedrijf. Uit onderzoek bleek dat de schuldenaar onroerende zaken op naam had staan (terwijl hij zich bij de gemeente had laten uitschrijven). Reden om de rechter te verzoeken conservatoir (barend) beslag te mogen leggen op de onroerende zaak en betrokkene op te roepen (bij zogenaamd openbaar gerechtsdeurwaardersexploot) om voor de rechter te  verschijnen. Dit werkte; geschrokken door het gelegde beslag verscheen hij voor de rechter, die hem confronteerde met zijn handelswijze en vervolgens vonnis wees in het voordeel van de schuldeiser. Uiteindelijk ontving de ondernemer waar hij recht op had: betaling van zijn factuur van 30.000 euro en kon hij zijn bedrijf voortzetten. Dit alles nadat het vonnis door de gerechtsdeurwaarder was uitgereikt aan de schuldenaar met daarin het bevel om te betalen: in naam van de koning.

Geschreven door: Gerrit-jan Bekman